Zweeloo een speciaal plekje in de geschiedenis van Drenthe
Op 9 april werd in de kerk van Vries de nieuwe Geschiedenis van Drenthe gepresenteerd. Twee dikke boeken over de geschiedenis en de archeologie van onze provincie waarvan ik projectleider en eindredacteur was.
Prachtig, maar wat staat er eigenlijk over mijn eigen roots in die boeken? En wat zijn mijn persoonlijke mijmeringen daarover?
Zo belandde ik met een virtuele tijdmachine in Zweeloo. Waarom? Mijn voorouders van moeders kant hebben daar eeuwenlang gewoond en droegen al in de 17 eeuw de familienaam Weggemans.
Zweeloo een speciaal plekje in de geschiedenis van Drenthe figureert regelmatig in het archeologiedeel en het geschiedenisdeel van de Geschiedenis van Drenthe. In prehistorische tijden was Zweeloo een belangrijke nederzetting, getuige de vele vondsten die daar zijn gedaan.
Foto J.R. Beuker, Assen.
Met name intrigeert mij de zogenaamde Vrouw van Zweeloo, in 1951 ontdekt door turfgravers in het Juffersveen, tussen Zweeloo en Wezup.
Pas enkele decennia na de vondst werd het onderzoek serieus opgepakt. En de resultaten waren spectaculair, omdat je het gevoel krijgt heel dicht bij deze oude vrouw uit Zweeloo te komen.
Ze was tussen de 35 en 50 jaar, was ongeveer 1.40 meter lang en was rond 200 na Chr. begraven. Het lijkt wel CSI, want de onderzoekers konden ook vaststellen dat ze gierst, tarwe, gerst, haver, vlas en onkruiden in het haar maag had en bovendien braam en bosbes. Ze zal dus in de late zomer of vroege herfst zijn gestorven.
Haar onderarmen en benen waren korter dan normaal dus vermoedelijk leed ze aan het syndroom van Lérie-Weill. Daarbij kwam dat ze hirsutisme had, haargroei zoals een man. Ze zal destijds wel zijn opgevallen!
Verder was ze besmet met allerlei parasieten, opgelopen door het eten van besmette mieren die tussen de bramen of bosbessen zaten.
Waarom ze vrij ver buiten Zweeloo is begraven weten we niet. Misschien werd ze door haar afwijkende lichaam een zondebok voor alles wat er mis ging in de lokale samenleving en heeft men haar als een soort heks gezien.
En ik vraag me dan af of mijn Zweeler opa en mijn moeder in 1951 hebben geweten van de vondst van deze Vrouw van Zweeloo. Ik kan het ze helaas niet meer vragen. En had de Vrouw misschien een grote familie en is die in Zweeloo blijven wonen? En zo ja hoe lang dan? Wonen er nu nog nazaten van haar in Zweeloo of Aalden en wie zijn dat dan?
Dezelfde vragen kan je stellen over de veel bekendere, in 1952 opgegraven Prinses van Zweeloo. Dit was een vrouw van heel andere statuur dan de Vrouw van Zweeloo.
Deze prinses is in 5e eeuw overleden en gezien het silhouet in de bodem kan ze 1.70 meter lang zijn geweest, best lang voor die tijd. Vooral haar sierraden zijn opvallend, zoals een verguld bronzen vlindervormige fibula, twee verguld zilveren schotelvormige fibulae, een ketting van barnstenen kralen en twee van glazen kralen, een verguld zilveren toiletgarnituur, enzovoorts. De barnstenen kralenketting met 101 kralen, is een van de rijkste hals sierraden uit het gebied tussen de Elbe en de Loire.
En dat liep zo maar los in Zweeloo rond!
Naast de prinses moet er ook een prins zijn geweest, maar die is verdwenen. Jammer, want men denkt dat het graf van deze prins nog rijker is geweest dan dat van zijn echtgenote.
En dát ze belangrijk waren wordt nog eens onderstreept doordat er paardengraven zijn gevonden bij de prinses en de prins. Er was zelfs een paardengraf waarin het paard rechtop stond. Dat moet, denk ik dan simpel, wel het lievelingspaard van de prins zijn geweest, een soort ros Beiaard in Zweeloo! Hij ging er vast op uit rijden, met de prinses achterop. Kan toch?…
En dan komt bij mij weer de vraag: leven er nog nazaten van deze prinses? Ze kan goed kinderen hebben gehad. Helaas is een CSI achtig DNA onderzoek niet mogelijk, want er zijn geen stoffelijke resten gevonden, alleen een bodemsilhouet. Jammer, want misschien stamt mijn familie wel af van deze ongetwijfeld mooie prinses van Zweeloo. En dan was mijn moeder een prinses van Zweeloo en was ik dus een soort prins. En we leefden nog lang en gelukkig. Dat zou toch wat wezen. ‘Prins Jan de Eerste’ heeft trouwens wel een hoog carnavalsgehalte…
De akker bij Zweeloo waarop de Prinses in 1952 is gevonden, ligt overigens vlakbij het oude kerkje van Zweeloo. En op de begraafplaats daarachter liggen mijn ouders en vele voorouders begraven. Toeval?
Na de prehistorie was Zweeloo klein, maar fijn. Zo woonde er in de 19e eeuw een interessante dominee, Alexander Lesturgeon, die samen met Van der Scheer en Boom in 1837 de Drentsche Volksalmanak oprichtte. Bovendien was hij een van de ‘Drie Podagristen’, de jichtige wandelaars die, genezen door het Bentheimer bronwater, ons mooie beschrijvingen hebben nagelaten van het Drenthe halverwege de 19e eeuw. Met dank aan die Zweeler dominee.
Wat het boek natuurlijk niet vermeld, is dat mijn voorouders Weggemans eigenerfde boeren waren die namens Zweeloo werden afgevaardigd naar de Landdagen van de Landschap Drenthe in de 17e en 18e eeuw. Misschien zijn ze zelfs wel namens het dingspel Zuidenveld in de Etstoel opgetreden, maar daarnaar moet ik nog eens onderzoek doen. Als dikke boeren telden ze in Zweeloo in elk geval mee, en hoorden ze zeker ook bij de belangrijkste markegenoten.
Naar het leek stond de wereld in Zweeloo lange tijd een beetje stil. En juist daardoor kwam het authentieke Zweeloo vanaf de tweede helft van de 19e eeuw enorm in trek bij kunstenaars. Ze logeerden in het logement Mensingh (nu Tante Sweel), waar de logementhoudster trouwens niet veel met dat volk op had. Behalve dan met Max Liebermann, want dat was een nette heer uit Berlijn die ook mooi kon schilderen. Beroemd is natuurlijk zijn ‘Rasenbleiche’.
En dan Van Gogh uiteraard, die in 1882 naar Zweeloo ging om daar Liebermann te ontmoeten. Maar hij was net te laat. Leuker vind ik het te weten dat hij Zweeloo een mooi dorp vond. Hij schreef er lyrisch over in brieven aan zijn broer Theo:
Hier zijn de woningen heel breed, tusschen eikenboomen van een superbe brons. Toonen in het mos van goudgroen, in den grond van roodachtigen of blaauwachtigen of geelachtigen donkere lilas grijzen….
Kan het mooier! Zweel ten voet’n oet…
Begrijpelijk dat men probeerde dit prachtige dorp aan de man te brengen om zo ook rijkere toeristen te trekken.
In het geschiedenisboek staat de tekst van een advertentie over Zweeloo:
Een mooi dorp aan den straatweg Beilen-Westerbork- Zweeloo-Emmen. Het oude Romaanse kerkje dateert uit 1200-1300. Er is mooie gelegenheid tot wandelen. Door vele schilders bezocht. Gelegenheid te kamperen en voor logies en pension. Zweeloo is te bereiken per stoomtram vanaf Assen en Coevorden.
Wat mijn voorouders vonden van deze vreemdelingen weet ik niet. Ik denk dat ze er niet veel profijt van hebben gehad, hoewel mijn opa naast boer ook slager was; bij het bruggetje over de Aalderstroom. Hij zal ze vast wel eens een dröge worst of een leverworst hebben verkocht.
Mijn opa heette overigens Warse Weggemans. Mijn ouders vonden die voornaam zo ‘apart’, dat ze besloten mij daar niét naar te vernoemen.
Achteraf misschien wel jammer, want in 2014 waren er minder dan vijf mensen in Nederland met de voornaam Warse. Dan was ik een stuk exclusiever geweest dan nu. Toen ik een klein onderzoekje naar die voornaam deed, stuitte ik overigens op Warse Klingenberg, hoogleraar aan de RUG, in 2013 jong overleden. Aangezien mijn overgrootmoeder een Klingenberg was, moét dat in combinatie met de voornaam Warse wel betekenen dat deze Warse Klingenberg familie van mij was. Ik kende hem niet, maar het is wel bijzonder.
De Zweeler vonden de naam Warse ook wel apart, want de oude Zweelers kennen nog steeds het rijmpje: ‘Wel wet waor Wars Weggens woont, Wars Weggens woont wiet weg’.
Kort voor en in de oorlog was Zweeloo qua aanhang van de NSB vrij gemiddeld. Maar dat zegt niet alles over de beleving van de Zweeler zelf. Als ik met mijn moeder in haar laatste levensjaren met de auto door Zweeloo en Aalden tufte, wist ze precies aan te wijzen in welke huizen en boerderijen de ‘goeien’ en waar de ‘fouten’ hadden gewoond. En de fouten werden dan nog weer onderverdeeld in de ‘minnen’ en de ‘hiéle minnen’.
Als dorp was Zweeloo in de ogen van veel sociologen en antropologen in de jaren 70 exemplarisch voor het veranderende Nederland en Drenthe. Jo Boer, de bekende directeur van Opbouw Drenthe, schreef in 1975 haar bekende studie Dorp in Drenthe over de veranderingen in mens en samenleving in Zweeloo in de periode 1930-1970.
Het Drents Archief heeft een nog niet onderzocht archief van een paar studenten antropologie aan de Universiteit van Leiden die ook in de jaren 70 in Zweeloo bivakkeerden om daar de veranderende samenleving te onderzoeken en met veel –zwart/wit– foto’s te documenteren. Heel interessant, al was het maar als tijdsbeeld. En het grappige is dat een van de studenten van toen nog steeds contact heeft met de familie die hij destijds heeft ‘bestudeerd’. Het is hem goed bevallen in het verre Zweeloo.
Zweel… Familie heb ik er al lang niet meer. Iedereen is uitgevlogen. In de oude slagerij zit een winkeltje in speciaal papier en de boerderij waar mijn moeder is geboren werd vervangen door de Rabobank. Als ik er nog kom is het om de graven van mijn ouders te bezoeken. En voor de pannenkoeken natuurlijk.
Zweeloo is en blijft nu eenmaal het dorp waar mijn roots liggen en daardoor heeft het voor mij een speciaal plekje, zelfs zonder nostalgie of lokaal chauvinisme.
Tekst: Jan Bos
Quote: ”Hier zijn de woningen heel breed, tusschen eikenboomen van een superbe brons” Vincent van Gogh