De winter is tot nu toe gekarakteriseerd als een verlengd najaar. Uitkijkend over de tuin met hier en daar een madeliefje in bloei en overal het frisse groen van speenkruidplantjes. Ik stel mijzelf de vraag hoe ik deze winter kan vatten in beelden. Een van de foto’s die ik hiervoor kies, toont de katjes van de hazelaar. De lange enkele centimeters lange staartjes produceren stuifmeel dat door de wind wordt verspreid. Ertussen zitten kleine rode kwastjes, de vrouwelijke bloempjes. Die zijn zo gebouwd dat het stuifmeel erin blijft haken. Bij voorkeur stuifmeel van een andere struik om zelfbestuiving te voorkomen. De hazelaar regelt dit doordat de mannelijke en vrouwelijke bloempjes van hetzelfde individu niet tegelijkertijd bloeien. Misschien zou u zonder dit verhaaltje de rode vrouwtjes niet hebben opgemerkt. Dat brengt mij bij mijn liefhebberij: een plaatje voorzien van een praatje waardoor het prentje beter wordt bekeken. Ik hoop dat ik door deze aanpak ook uw waarnemingen in de natuur stimuleer. Op zijn minst dat u zich weer even verwondert over hoe ingenieus onze omgeving in elkaar steekt.
Plaatje en praatje: bonte krokussen
Herfstig of niet, de winter gaat vroeg of laat over in het voorjaar. Weer stel ik mij de vraag hoe ik die overgang in beeld kan brengen. En waarom wil ik die eigenlijk in beeld brengen? Waarom maak ik honderd en een foto’s van Drenthe terwijl duizenden mensen honderdduizenden soortgelijke plaatjes schieten? Neem de foto van de krokussen midden in de hagel, een bekend plaatje toch? Toen ik hem vorig jaar begin maart maakte, wilde ik dit moment vasthouden, als het ware even bezitten. Liefde maakt hebberig, of het nu je partner betreft of de natuur. Een mooie foto maken geeft voldoening. Je kunt aan de hand van het beeld terugkijken op dat moment en de daarbij passende tevredenheid opnieuw voelen. Fotograferen is een vorm van bevrediging. Ik diep die uit door er een verhaaltje bij te maken. Of andersom, ik zoek een plaatje bij een leuk praatje. We kennen de Bonte krokus als tuinplant. Hier en daar zijn de zaden met mest, maaisel of tuinafval in het buitengebied terecht gekomen en is de bol ingeburgerd. Er staat onderhand een fraai aantal krokussen op de Noordes van Orvelte en in de bermen langs wegen en kanalen zijn ze niet meer te tellen. Het bolgewasje is, zoals zo veel van dit soort bloembollen, oorspronkelijk afkomstig uit de gebergten van Midden en Zuid-Europa. Door kweek en handel zijn de planten vanaf het midden van de zestiende eeuw in Nederland terecht gekomen. Aanvankelijk konden alleen de rijken zich deze planten veroorloven en maakte de krokus deel uit van de flora behorend bij buitenplaatsen, havezaten en borgen. Huize Overcingel in Assen en de havezaten Mensinge en Laarwoud kleuren in het voorjaar nog steeds wit en paars door de massa’s Bonte krokussen. Gelet op het gebied van herkomst is het niet vreemd dat de krokus zich geen zier aantrekt van onze winterse omstandigheden in het vroege voorjaar.
Oog en oor
In het vroege voorjaar is er meer aan de hand. Het licht wordt intenser doordat de zon weer hoger aan de hemel komt. Moeilijk te beschrijven is het verkleuren van de bomen als de knoppen zwellen en de katjes uitlopen. Er ligt een rode of paarse gloed over de takken. Naast onze ogen doen ook de oren mee aan de beleving van deze gang der seizoenen. Mussen, mezen, meeuwen en spreeuwen, alle vogels gedragen zich anders. Je zou zeggen dat er meer leven in komt. De buizerd die in februari nog kouwelijk bol zat op het voederhuisje en honger leek te lijden, zweeft nu fier boven het bos en slaakt triomfantelijke kreten. Deze worden in de verte beantwoord door een mogelijk partner. Zie ze samen cirkels draaien, dat wordt bruiloft. Maar eerst het oude nest opknappen. Het winterbestand aan buizerds is inmiddels verminderd. De gasten uit het noorden van Europa hebben de terugreis naar hun broedgebied aanvaard. In deze winter (’13-’14) valt mij op dat er in vergelijking met de jaren hiervoor maar weinig buizerds zijn. Waarschijnlijk hangt dit samen met de armoe dit jaar aan muizen, naast mollen en aas het favoriete prooidier van de buizerd. Een maal zag ik op een pas omgewerkte akker acht stuks bijeen. De vogels, afkomstig uit de wijde omgeving, kwamen af op de naar boven gewerkte wormen. De buizerd is bekend als paalzitter, loerend op een vers hapje vlees in de berm. De vogels zijn zeer diverse getekend, van donkerbruin tot vrijwel wit, maar met een min of meer duidelijke halvemaanvormige tekening op de borst. Zij zijn gemakkelijk als individu herkenbaar. Daardoor weet ik dat dezelfde buizerd al enkele jaren het hele jaar door in de buurt van mijn erf blijft.
Gasten uit de toendra
Al enkele maanden verblijven op de winterse akkers tussen Bruntinge en Wijster drie- tot vierduizend rietganzen. Deze wintergasten broeden in de toendra’s van Noord- en Oost-Europa. Van oktober tot maart doen zij zich hier te goed aan de oogstresten van suikerbieten, aardappelen en mais. Zij berokkenen de boeren geen schade. In totaal zijn er in Drenthe in december 2013 ruim 75.000 toendrarietganzen geteld. Fietsend door het open cultuurland zijn deze vogels dan ook niet te missen. De ganzen zijn tamelijk schrikachtig en komen snel en luid gakkend op de vleugels. Om ze niet te storen is rustig doorfietsen de beste optie. De op hun hoede zijnde dieren zullen echter stoppen met vreten en waakzaam de hals strekken. Gedurende de ruim dertig jaar dat ik Drenthe de natuur volg, heb ik het aantal overwinterende ganzen en zwanen zien stijgen. Ik herinner mij nog goed, het was in 1987, dat ik voor het eerst meemaakte dat er enkele duizenden ganzen overnachtten op de Meeuwenplas, zo’n twee kilometer achter mijn huis, gelegen aan de rand van de boswachterij. Dit jaar maken wij dit spektakel weer mee. ’s Avonds verzamelen de ganzen zich uit de wijde omgeving om de nacht in het ondiepe water door te brengen. Zo zijn ze veilig voor rondsluipende vossen. Tot ver in de donker geworden avond arriveren er kleine groepen van enkele families tot groepen van honderden stuks. ’s Morgens gaat de meerderheid als op afspraak in een keer op de vleugels en verspreidt zich in de lucht richting de voor die dag gekozen foerageergebieden. Het zeggen is dat de ganzen ’s nachts elkaar de laatste nieuwtjes over de fijnste akkers doorgeven.
Haarijs of ijshaar
Een fietstochtje door een grauw en mistig bos leverde mij een bijzondere belevenis op. Onder de beuken lagen verspreid wat hoopjes sneeuw. Of waren het flarden wit plastic, of onbekende zwammen misschien? Alles even onwaarschijnlijk, dus ik ben afgestapt voor inspectie. Zonder precies te weten wat ik zag heb ik foto’s gemaakt. Heel voorzichtig want bij de minste aanraking viel de witte substantie uiteen. IJs, het was ijs in dunne breekbare ‘haren’ van enkele centimeters lang. Met behulp van boekjes over het weer en bijzondere weersverschijnselen stelde ik vast ijshaar of haarijs te hebben gevonden. Een toevalstreffer want wil ijshaar zich vormen dan moet er een aantal omstandigheden meewerken: hoge luchtvochtigheid, windstilte en vorst tot min vier graden. Maar ijshaar ‘groeit’ alleen op takjes van eik of beuk waarin de schimmel van de Gele of de Zwarte trilzwam actief is. Deze schimmel verteert het hout en daarbij komen warmte en water vrij. Wordt aan de genoemde weersomstandigheden voldaan dan bevriest het vrijkomende relatief warme water en vormt zich ijshaar. De haren groeien aan tot wel negen centimeter lang. In tegenstelling tot de plaat van de winterse krokus is een foto van ijshaar moeilijk te maken, het verschijnsel is zeldzaam en de kenmerken zijn minder gemakkelijk in beeld te brengen. Of het gelukt is om op deze wijze het beeld van het bos in deze (!) winter vast te leggen is aan u om te bepalen.
De vijf door mij besproken beelden van Drenthe hebben hoop ik voldoende zeggingskracht om u mee terug te nemen naar het wonderlijke verloop van de winter tot medio januari 2014. Ik voel er de wisselende kracht van de seizoenen in en proef nog steeds de uitdaging om een dergelijke kwakkelwinter vast te pakken. Ook als maart zijn staart roert en april zal doen wat hij wil.