Als de adellijke Heer van Echten in de achttiende eeuw wijn wilde bestellen, moest dat helemaal per schip uit Amsterdam worden aangevoerd. Dichterbij was dat toen nog niet te krijgen. Voor jenever was dat een stuk makkelijker want in het nabije Hoogeveen waren er al de nodige lieden die als beroep brander of stoker opgaven. Of dat toen net zo’n hoog alcoholpercentage had als tegenwoordig valt te betwijfelen, maar het werd met graagte genuttigd. Hoogeveen telde in 1798 maar liefst zes stokers op een bevolking van ruim 4000 mensen. Maar, zoals wij weten keek men in het veen behalve op een turfje ook niet op een slokje. Of er in die tijd al van echte winkels sprake was weten wij niet, maar er waren wel veel beroepen die wij met de verkoop van waren in verband kunnen brengen. Dan moet men denken aan schoenmakers, kleermakers, bakkers en bierbrouwers. En er waren 57 mensen die het beroep koopman-winkelier hadden. Het begrip winkel was dus al wel bekend. En was ook geenszins voorbehouden aan mannelijk geslacht. Het bedrijvige Meppel telde rond 1800 30 zelfstandige vrouwen die in de commercie zaten. Zo was er een weduwe met een ‘Franse winkel’, zonder dat precies duidelijk is wat daar verkocht werd.

Kiepkerels en Lapkepoepen

Waar winkels het eerst op vaste plaatsen gevestigd werden waar voldoende klanten en koopkrachtige vraag aanwezig waren, in plaatsen als Meppel, Coevorden, Hoogeveen en later ook Assen en Emmen, moest het platteland het vooral hebben van zelfvoorziening als het ging om het  dagelijks voedsel en van rondreizende kooplieden waar het zaken als garen en band en stoffen betrof. Rondtrekkende marskramers en venters kwamen meestal te voet met een groot pak op de rug bij de boerinnen langs. Het waren de kiepkerels die behalve manufacturen ook het nieuws meebrachten. Vaak hadden zij een vaste klantenkring waar zij op gezette tijden langs gingen. Onder de kiepkerels waren nogal wat joden en Duitsers. Een aantal zou zich later in steden vestigen, winkels openen en soms tot grote concerns uitgroeien zoals, C&A, V&D en Peek & Cloppenburg. Ooit waren zij als ‘lapkepoepen’ begonnen, hannekemaaiers uit Westfalen die naar Nederland kwamen om gras te maaien en al gauw merkten dat het lucratief was om ook een zak met thuis geweven stoffen mee te nemen.

Zelfredzaamheid

In de wat grotere dorpen op het platteland waren meestal wel wat ambachtslieden woonachtig die, behalve als keuterboer en als seizoensknecht , ook als timmerman, schoenmaker of smid actief waren. Zo maakte Harm Ziengs uit Valthe niet alleen schoenen, zadels en halsters voor paarden, maar bekleedde hij ook lijkwagens. Ziengs  zou een grote naam worden in de schoenenwereld. En als men de benodigdheden niet in de directe omgeving kon krijgen, waren er altijd wel de jaarmarkten die op gezette tijden her en der gehouden werden en die vaste punten vormden op de kalender van iedere plattelander.

Echte winkels waren in de eerste helft van de negentiende eeuw  nog een zeldzaamheid. Zij legden zich toe op de wat zeldzamere producten. Zo was er in Meppel al halverwege de achttiende eeuw sprake van een drukkerij annex boekhandel Van Buren Lensink. In 1816 zou Van Gorcum in Assen neerstrijken met een winkel en een drukkerij/uitgeverij.

Pillendraaiers

Een ander goed voorbeeld zijn apothekers. Al in 1775 was Pieter Anthony de Lange vanuit in Hoogeveen neergestreken. Behalve een apotheek had hij ook een kruidenierswinkel. Zijn schoonzoon Hendrik Radijs zou de zaak later overnemen die zou uitgroeien tot gerenommeerd adres aan de Streek De Huizen middenin in Hoogeveen.

Beroemder nog werd de apotheker Willem Brocades in Meppel. Hij was in IJhorst geboren in 1778 en vestigde in 1801 een apotheek in de Wildemansteeg (de latere Woldstraat) in Meppel. Naast zijn apothekerswerkzaamheden hield hij zich bezig met de productie van plantaardige geneesmiddelen in het groot. Meppeler arbeidsters verzamelden voor hem paardenbloemen in de weilanden, waarmee legde hij de basis voor het ontstaan van een van de grootste geneesmiddelenfabrieken van Nederland Brocades & Steeman.  Ook Assen kreeg al in 1810 een  apotheker in de persoon van Vitringa Acker gevestigd op de hoek van de Noordersingel en de Nieuwe Huizen, bekend geworden als de Singelapotheek een naam die nog steeds bestaat. Er zouden er in de negentiende eeuw nog twee bijkomen. Dat hield verband met de sterke bevolkingsgroei in de negentiende eeuw.

Moordende concurrentie

Na 1850 nam het winkelaanbod  hand over hand toe, zowel in aantal als in assortiment.  Meppel, dat in deze periode een wekelijks druk bezochte markt voor varkens en boter rijk was, telde aan het begin van de twintigste eeuw maar liefst tachtig kruidenierszaken die in een moordende concurrentie met elkaar waren gewikkeld, met prijzenoorlogen en cadeau-acties van dien. Die hebben dus al een lange geschiedenis. Horlogemakers vernielden het uurwerk van de concurrent als dat ter reparatie werd aangeboden , om zo diens product in een kwaad daglicht te stellen. En dat terwijl galanteriewinkels minderwaardige klokjes verkochten. Kappers werkten soms vrijwel gratis. Je kon voor twee cent geschoren worden.

Winkelnering en afbetaling

Sinds in Emmen na ca. 1860 de grootschalige verveningen waren begonnen nam het inwonertal spectaculair toe. Van heinde en verre kwamen veenarbeiders naar Zuidoost-Drenthe op zoek naar soms karig, soms iets beter bestaan. Handelaars en winkeliers volgden in hun voetspoor. Maar ook de gedwongen winkelnering die door veenbazen aan hun arbeiders werd opgelegd. Vaak inferieure waren tegen een te hoge prijs die verrekend werden met het stukloon van de veenarbeid. Bepaald geen fun-shopping.

Maar er waren ook andere initiatieven. Jan van Peer, de stichter van de gelijknamige winkel in Emmen, werd in 1877 te Wildervank geboren. Enkele jaren later verhuisde hij naar Schoonoord waar hij besloot om naaimachines te gaan verkopen voor de van origine Duitse winkelier Dohle, die rond 1875 in Stadskanaal was neergestreken. In de daarop volgende jaren kon men hem tegenkomen op een fiets, met op de bagagedrager naaimachines. Bij huis was hij een klein winkeltje begonnen dat in 1904 een echte winkel werd . Op advies van Dohle besloot hij om naar Emmen te verhuizen.  In april 1910 opende hij een winkel aan de Hoofdstraat, in 1916 verruild voor een groter pand op de hoek van de Hoofdstraat-Derkstraat, voor die dagen ongekend luxueus met acht grote etalageramen, elektrisch licht en een galerij met balustrade vanwaar het winkelende publiek uitzicht had op de benedenverdiepingen.  De terugslag in de crisis na 1920 was voor Jan van Peer merkbaar maar niet problematisch omdat ook  het meer gefortuneerde publiek uit de wijde omgeving van Emmen tot zijn klantenkring behoorde.

Jan van Peer bedacht ook een oplossing  voor de arbeiders met een karig weekloon, namelijk een systeem van afbetaling in twee jaar. Het bedrag werd eenmalig met 7% verhoogd. Elke maand bezocht Van Peer de klanten om het bedrag te innen. Hij kon dan meteen zien of de spullen goed onderhouden werden. Pas getrouwde stellen maakten vaak van deze regeling gebruik na een jaar ook voor een kinderwagen. Uiteraard werd wel bekeken of de klant betrouwbaar genoeg was. Zo nodig moesten de ouders borg staan en hij lette erop, dat het krediet niet te hoog opliep, dan een aflossing van 1 gulden per week. Alcoholmisbruik en onwil vormden geen verontschuldiging voor het niet afbetalen van de goederen. De winkel werd een grote trekpleister. De klanten kwamen zelfs van over de grens. In 1952 overleed Jan van Peer. De winkel werd na zijn dood door zijn beide zoons voortgezet en ook nadien bleven het  dezelfde winkels als waarvoor hij de basis legde.

Alles onder dak

Ook Assen kent zo’n succesverhaal met het warenhuis Vanderveen. In 1891 zag Antje Oldenburger, dochter van een schipper uit Nieuwe Pekela, toekomst in een winkel aldaar. ‘Hier worden kazernes gebouwd en dat trekt volk aan’, zo kreeg zij te horen. Zij trouwde met Bareld van der Veen en stichtte in 1897 een manufacturenzaak in het Asser centrum die steeds verder uit zou groeien tot een warenhuis, naar Amerikaans voorbeeld dat ook in de –aaneengeschreven- naam Vanderveen tot uiting werd gebracht. Vooral sinds de jaren 1960 was de groei onstuimig, zodat inmiddels een heel bebouwingsblok tussen vier straten in het hartje van het Asser winkelgebied in beslag  is genomen, met intussen de vierde generatie aan het roer.

Assen werd ook een belangrijke vestigingsplaats voor de supermarktketen Jan de Boer waarvoor de broers Evert en Jan de Boer de grondslag legden. Evert begon  in de jaren twintig een eigen kruidenierszaak in Hoogeveen, terwijl Jan in Coevorden neerstreek, waar hij deels per schip zijn Zuidoost-Drentse klanten bediende. Na de Tweede Wereldoorlog  startten zij in de beide plaatsen de eerste zelfbedieningszaken in het noorden.  Al snel werden nieuwe vestigingen geopend in Meppel, Assen, Beilen en Emmen. Vanaf 1970 volgden overnames buiten de provincie zodat tien jaar later 35 supermarkten deel uitmaakten van het concern. Op zijn top in de jaren negentig ging het om 111 supermarkten, 116 drogisterijen en 64 slijterijen.  Daarna ging het snel: Jan de Boer werd De Boer supermarkten, werd Super de Boer, werd Jumbo.

Het laatste loodje

Helemaal aan de andere kant van het scala vinden wij de dorps- en de buurtwinkel, die tot voor enige decennia  overal  een vertrouwd verschijnsel was tot in alle haarvaten van de Drentse samenleving. De bakker, de kruidenier, de slager, zij moesten uiteindelijk het loodje leggen tegen het grootwinkelbedrijf en tegen de auto. Boodschappen halen werden inkopen doen en winkelen transformeerde van noodzaak tot vrijetijdsbesteding. Tot de komst van het online shoppen.  Maar dat is meer een toekomstverhaal.

 

Michiel Gerding

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here